In bepaalde gevallen kan het CBR besluiten tot schorsing van de geldigheid van het rijbewijs van een betrokkene. Het gaat dan om de volgende gevallen:
- Betrokkene heeft een motorrijtuig bestuurd onder invloed van drogerende stoffen, anders dan alcohol;
- Betrokkene heeft een poging tot zelfdoding ondernomen met een motorrijtuig;
- Er zijn duidelijke aanwijzingen dat betrokkene lijdt aan een aandoening waardoor hij/zij geestelijk en/of lichamelijk niet goed functioneert, dan wel ernstige psychiatrische problemen ondervindt, hetgeen bij twijfel bevestigd wordt door een medisch deskundige;
- Betrokkene heeft met een motorrijtuig tegen de rijrichting in gereden (spookrijden);
- Betrokkene heeft binnen een periode van en jaar ten minste drie aanrijdingen veroorzaakt;
- Betrokkene is als bestuurder van een motorrijtuig rechtstreeks betrokken bij een aanrijding met duidelijke materiële dan wel letselschade en verklaart de aanrijding niet te hebben bemerkt;
- Betrokkene is niet in staat het motorrijtuig in bedwang te houden;
- Betrokkene heeft een aanrijding veroorzaakt door het intrappen van het onjuiste pedaal of door het niet intrappen van het juiste pedaal;
- Betrokkene is bewust ingereden op een andere weggebruiker;
- Bij betrokkene wordt als bestuurder van een motorrijtuig een adem- of bloedalcoholgehalte geconstateerd dat gelijk is aan of hoger is dan 785 µg/l, respectievelijk 1,8‰;
- Bij betrokkene wordt, in de hoedanigheid van beginnende bestuurder, een adem- of bloedalcoholgehalte geconstateerd dat gelijk is aan of hoger is dan 570 µg/l, respectievelijk 1,3‰;
- Ten aanzien van betrokkene is binnen een periode van vijf jaar ten minste drie maal proces-verbaal opgemaakt op verdenking van rijden onder invloed van alcohol, waarbij de laatste overtreding moet zijn begaan als houder van een rijbewijs;
- Betrokkene heeft als beginnend bestuurder twee maal specifiek genoemde feiten begaan en voor deze feiten is hij onherroepelijk veroordeeld (waaronder wordt begrepen het aanvaarden van een strafbeschikking door de officier van justitie voor deze feiten). Het gaat dan om de volgende feiten:
- Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet (gevaarlijk rijgedrag);
- Overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet (bepaalde gedragingen in het verkeer);
- Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet (dood of zwaar lichamelijk letsel veroorzaken in het verkeer);
- Overtreding van artikel 19 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens (bumperkleven);
- Overtreding van de artikelen 20, 21, 22 en 45 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens (forse snelheidsovertredingen die niet onder de Wet Administratiefrechtelijke Handhaving Verkeersvoorschriften vallen);
- Overtreding van artikel 62 juncto de borden A1 en A3 van het RVV 1990 (forse snelheidsovertredingen die niet onder de Wet Administratiefrechtelijke Handhaving Verkeersvoorschriften vallen);
- Overige overtredingen van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens indien daarbij letsel aan personen is ontstaan of schade aan goederen is toegebracht.
Een schorsing van de geldigheid van het rijbewijs hangt altijd samen met de oplegging van een onderzoek naar de rijvaardigheid of naar de rijgeschiktheid. Voor de schorsing van de geldigheid van het rijbewijs gelden vaak zwaardere criteria dan voor de oplegging van het onderzoek zelf. Onze CBR advocaten weten precies wanneer het CBR wel of niet bevoegd is de geldigheid van een rijbewijs te schorsen. Bij het rijden onder invloed van alcohol of drugs gelden bijvoorbeeld strenge eisen aan het onderzoek. Artikel 1 van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid bepaalt met betrekking tot het alcoholonderzoek immers dat pas sprake is van een adem- of bloedalcoholgehalte als bedoeld in de Regeling indien het gehalte wordt geconstateerd tijdens een onderzoek als bedoeld in artikel 8, tweede of derde lid van de Wegenverkeerswet. De Hoge Raad heeft bepaald dat van een dergelijk onderzoek pas sprake is indien alle strikte waarborgen waarmee dat onderzoek is omkleed zijn nageleefd. De Hoge Raad hanteert daarbij als vaste overweging:
“Van een onderzoek als bedoeld in artikel 8 lid 2, onder b, WVW 1994 is slechts sprake indien de strikte waarborgen zijn nageleefd waarmee de wetgever dat onderzoek heeft omringd.” (Vgl. HR 7 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:569)
Hoewel deze overweging van de Hoge Raad voorkomt in het strafrecht, geldt deze ook in het bestuursrecht, en dus in CBR-zaken. Als dus niet is voldaan aan de strikte waarborgen waarmee het alcoholonderzoek is omkleed, dan mag het CBR de uitslag van het onderzoek niet aan zijn besluit ten grondslag leggen. Bezwaar maken is dan dus heel zinvol! Enkele voorbeelden van strikte waarborgen zijn:
- De 20-minutentermijn;
- Het recht op een tegenonderzoek
- De goedkeuring van het ademanalyseapparaat;
- De verzegeling van de bloedmonsters;
Met betrekking tot het drugsonderzoek geldt min of meer hetzelfde. Als niet is voldaan aan de strikte waarborgen waarmee het drugsonderzoek is omkleed, dan mag het CBR de uitslag van het onderzoek niet aan zijn besluit ten grondslag leggen. Bezwaar maken is dan dus heel zinvol! Enkele voorbeelden van strikte waarborgen zijn:
- De wijze van bloedafname;
- Het recht op een tegenonderzoek;
- De verzegeling van de bloedmonsters;
Wij merken op dat uw persoonlijke belangen bij het behoud van uw rijbewijs niet van belang zijn in de CBR-procedure. In het strafrecht merken wij vaak dat rechters en officieren van justitie bereid zijn rekening te houden met het belang dat u hebt bij uw rijbewijs, bijvoorbeeld voor uw werk. In de CBR-procedure is dit helaas niet het geval. Als u voldoet aan de criteria die in de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011 zijn vermeld, is het CBR bevoegd de geldigheid van uw rijbewijs te schorsen. Zelfs als u daardoor grote problemen ondervindt met werk of andere omstandigheden, is dat voor het CBR geen reden om af te wijken van de regelgeving. Wij zullen het dus echt moeten hebben van inhoudelijke, juridische argumenten en verweren.